Ik was bijna twintig weken zwanger en mijn man en ik waren op weg naar het ziekenhuis voor de twintig-wekenecho. ‘Als het een jongetje blijkt te zijn, ga ik wel even teleurgesteld zijn’, waarschuwde ik mijn man. Want ja, waar de meeste mensen om mij heen geen voorkeur (gehad) hebben, was mijn voorkeur zeer duidelijk. Ik hoopte op een meisje.
Waar die voorkeur vandaan kwam, weet ik nog altijd niet goed. Ik denk voor een groot deel uit het feit dat ik zelf opgroeide met twee zussen. Ik had een hele fijne, geborgen, gezellige jeugd en koppel dat denk ik ergens aan het vrouwengezin dat wij waren. Misschien verwachtte ik ook eerder mezelf te herkennen in, en in de toekomst betere gesprekken te kunnen voeren met, een meisje en zo een sterkere band te kunnen hebben. Oh ja, en ons kind zou mijn achternaam krijgen als het een meisje was en anders de achternaam van mijn man.
Hoe het ook zij, ik had een sterke voorkeur en gelukkig durfde ik dat met mijn man te delen – die zelf geen voorkeur had.
Even later lag ik in de stoel met echo-gel op mijn buik. Plotseling vond ik het ontzettend spannend. Zou ons kindje wel gezond zijn? Zou alles er goed uit zien? De echoscopist merkte het op en vroeg of het wel ging, de spanning kwam eruit in nauwelijks zichtbaar tranen – het waren coronatijden met bijbehorende mondkapjes.
Alles bleek goed te zijn, onze baby was super gemiddeld – en dat was het beste nieuws dat we konden krijgen. Oh, en het was een jongetje.
Eenmaal op de gang kwamen de tranen – de tranen van opluchting en ergens ook een paar tranen omdat we een jongetje zouden krijgen. Gelukkig had ik nog ruim twintig weken om te wennen aan het feit dat ik geen dochter maar een zoon zou krijgen. Een geweldige zoon, maar dat wist ik toen natuurlijk nog niet.
Leave a Reply